Kiki (30) is een duikster gespecialiseerd in forensisch duiken en het bergen van lijken. Wanneer Kiki een afgehakte hand opvist uit een Brussels kanaal, komt ze in aanraking met hoofdinspecteur Nick Cafmeyer (38), die gevoelens in haar wakker maakt – het soort complicaties dat ze op dit moment in haar leven kan missen. De hand blijkt levend afgezaagd. Nick zoekt het in een afrekening in het drugsmilieu, maar Kiki heeft, vanuit haar achtergrond, een heel andere kijk op de zaak. Haar grootouders waren namelijk koloniale ambtenaren in voormalig Belgisch Congo: toen ze moesten vluchten in 1960 namen ze de baby van hun doodgeschoten tuinman mee en voedden Cézaire Nduke samen op met hun eigen zoon. Cézaire werd conservator bij het Afrikamuseum. Wanneer Kiki merkt dat de vindplaats van de afgehakte handen het bedrijfsterrein is van een familie industriëlen die hun fortuin hebben gebouwd op koloniale rubberplantages, vermoedt ze dat de misdaad te maken heeft met Congo. Nick gelooft haar echter niet, en volgt een spoor in het drugsmilieu. Kiki brengt Nick in contact met Cézaire Nduke die hen op het spoor brengt van activisten, in het hart van de Matonge wijk, die nog steeds ijveren voor genocide-erkenning en restitutie aan Congo. De situatie escaleert: er zijn aanwijzingen dat er een aanslag komt. Activisten worden met geweld opgepakt en de actie loopt uit de hand. Nick begint zich ernstige vragen te stellen over de rol van Kiki en ze raakt geïsoleerd. Maar dat is niet het enige onheil dat er op Kiki afkomt. Kiki gaat – ondanks haar bikkelharde reputatie – langzaam kapot aan schuldgevoel: tijdens een duikexpeditie met het gezin in één van de diepste onderwatergrotten van Afrika, zijn haar ouders omgekomen en heeft haar broer Tom een trauma opgelopen. Kiki worstelt met een schuldgevoel en de vraag of ze die fatale afloop had kunnen verhinderen… Naar een boek van Mo Hayder.